05 Aug 2023
Het uitwennen van de eerste jongen is dit jaar (2023) rampzalig verlopen. Er was veel wind en zelf toch iets te enthousiast geweest om ze te laten vliegen. Tijd om te herbronnen dus.
Op YouTube is er een kanaal met de naam Joe at Moatside Lofts met heel wat informatie over tipplers. Dat bracht mij op een paar nieuwe ideeën over het uitwennen van tipplers.
Zoals bij vele (of alle) hoogvlieger rassen is het uitwennen moeilijk. Zodra ze hoog gaan neemt de vlieglust de bovenhand en zijn er veel dieren die het hok niet meer terug vinden. Mooi weer en wind (die toeneemt met de hoogte) kunnen het vervliegen in de hand werken.
Volgens mij bestaat het uitwennen uit verschillende delen:
- Spenen van de jongen op een leeftijd van 25 - 30 dagen
- De eerste gewenning gebeurt op en rond het hok zodat ze bij het landen steeds op het hok terugkeren en niet ergens in een boom of op het dak van de buren.
- De derde fase is het moment waarop ze de hoogte ingaan. Daar gaat het vaak fout.
Bij het spenen worden zo vlug mogelijk de lok signalen aangeleerd (geel voederbord, fluit signaal, droppers, …). Dit gebeurt in het hok. Dagelijks worden ze dan al in een uitwenkooi geplaatst in de omgeving van het hok.
Bij de volgende faze buiten het hok is het de bedoeling dat de duiven verder aan de omgeving wennen en leren waar ze moeten landen. Daarbij moet je ze onder controle houden zodat ze niet de hoogte ingaan. De kweker bepaalt zelf wanneer deze faze aanbreekt. Hier gebeurt dat op de leeftijd van 5 à 6 weken, dan zijn ze al beter volgroeid en hebben ze minder last van het strakke voeder regime. Gedurende het uitwennen worden de duiven hongerig gehouden, anders is er geen controle. Dit komt neer op een schema van 5 à 10 gr. per duif/dag.
De controle heb ik dit jaar anders aangepakt. Ze komen samen met de droppers naar buiten, maar aan één vleugel worden de laatste 4 pennen samengehouden met een “kabelbinder” (10 cm op 2,5 mm). Het uiteinde van de kabelbinder wordt niet afgeknipt om het vliegen nog meer te belemmeren. Normaal kunnen ze hierbij nog vliegen, maar je moet ze natuurlijk in het oog houden, zeker de eerste keer, dat ze niet naast het hok belanden op de grond.
De hele oefening hoeft niet lang te duren; ongeveer een kwartier. Ze kunnen ook naar een platform vliegen op 2 m afstand door enkele graantjes heen en weer te gooien. Als ze hongerig zijn zullen ze daar zeker achteraan gaan samen met de droppers en raken ze vertrouwd met de omgeving. Ze worden ook telkens in en uit het hok gelokt om het binnen roepen erin te hameren.
Uitwennen van tipplers samen met droppers (wit). Kabelbinders op de rechtervleugel
Terug in het hok wordt de kabelbinder verwijderd; die kun je gewoon van de vleugel afschuiven. Na enkele dagen worden één duif in de groep gezet zonder kabelbinder. Normaal blijven ze bij de groep en zijn ze niet geneigd de hoogte in te gaan.
Dat proces neemt ongeveer een week in beslag, al naargelang het weer en de tijd die je er wil aan spenderen. Komt uiteindelijk de dag dat het tijd is om de hoogte in te gaan. Dan verlies je eigenlijk de controle en kun je maar hopen dat ze niet vervliegen. Uiteraard zo weinig mogelijk wind en hopelijk zeer hongerig zodat je ze kunt terug roepen.
Dit jaar liet ik ze telkens vliegen met een oude duivin, één op één. Dat heeft goed gewerkt: telkens één duivin los met één jong dier; kijken of ze samenblijven (het jong zal het ervaren dier volgen) en 10 minuten later één nieuwe oude duif met een jong dier. Zo heb je al vlug enkele koppeltjes in de lucht die uiteindelijk gaan samen vliegen. Dat ging éénmaal perfect omdat de (zeer hongerige) duivinnen naar beneden kwamen samen de jongen duiven. Een maand later ging het helemaal fout: de duivinnen vlogen te goed, de jonge duiven haakten één voor één af en kwamen niet terug naar het hok.
Ook de tweede of derde maal is het opletten met hoogvliegen bij wind en dus wordt die methode een paar keer herhaald. Veel werk maar tot nu toe is het vervliegen beperkt gebleven. Het loopt meestal uit de hand als er een slechtvalk opduikt, want dan spat alles uiteen.
Conclusie: het uitwennen naar “hoogvliegen” gebeurt ideaal gezien per duif, met een “begeleider” die ongeveer even lang vliegt als de jonge duif, of korter. Eens de eerste duif naar binnen, is de volgende aan de beurt.